De maand december zorgt bij veel mensen voor een andere gevoelstemperatuur. Het jaar wordt overzien, er is nog meer aandacht voor naasten en vergevingsgezindheid neemt vaak toe. Er is geen vinger te leggen op deze veranderende mindset.
Het feit dat het sneller donker wordt?
De melancholie die de kerstliedjes oproept?
Of het gevoel dat het einde van iets nadert?
Alles zal zijn invloed hebben. Voer voor (beïnvloeding) psychologen…
Het is volgens mij niet toevallig dat ik in deze maand vaker terugdenk aan momenten waar ik spijt van heb. Zo reed ik afgelopen week weer een keer diep in de nacht over de A1 terug naar huis.
Radio uit en in stilte mijmerend over het leven…
Mijn gedachte ging onbewust terug naar het najaar van 1993. We speelden met FC Twente thuis tegen Bayern München. De spectaculaire ontmoeting ging met 3-4 verloren, maar ikzelf maakte de wedstrijd niet vol. Na bijna een uur spelen sloeg ik in een moment van verstandsverbijstering een speler, Christian Nerlinger, van de Duitse topploeg tegen de grasmat.
De scheidsrechter trok verbijsterd de rode kaart en ik kon terecht vertrekken. De weken daarna heb ik mij, vol schaamte, met gebogen hoofd door het leven geworsteld. Hoe kon ik zo dom zijn? En wat zou die Duitse speler wel niet van me denken? Na een paar weken trok die kwellende pijn weg, maar de onderhuidse spijt bleef.
Zo’n 25 jaar later was ik met een bestuursdelegatie van FC Twente een dag op werkbezoek bij Bayern München. Na een rondleiding door het stadion en vele gesprekken met diverse medewerkers van de Duitse topclub, volgde er nog een afsluitend gesprek met het voltallige bestuur van ‘Bayern’.
In de bestuurskamer werden wij uitvoerig bijgepraat over de succesvolle historie van de Duitse grootmacht. Vanuit mijn ooghoeken werd mijn aandacht plotseling getrokken door iemand die op de gang liep. Ik herkende het loopje. “Was dat niet…?” Ik twijfelde even, maar stond toch op en liep de gang in achter hem aan.
“Herr Nerlinger!”, riep ik zachtjes. Hij draaide zich langzaam om en keek mij verbaasd aan. In mijn beste steenkolenduits legde ik uit wie ik was. En wat ik hem 25 jaar geleden had aangedaan. ‘Herr Nerlinger’ moest goed nadenken om het voorval zich nog te kunnen herinneren, maar begon toen hard te lachen. ‘Kein Problem’, zei hij nog vriendelijk. Maar voor mij was het niet genoeg. Ik vertelde hem dat ik er zelf nog steeds last van had en dat ik met terugwerkende kracht mijn spijt wilde betuigen.
Even liet hij een stilte vallen en keek wat serieuzer. Ik wist mezelf nauwelijks een houding te geven. Totdat hij mij een warme omhelzing gaf. “Das finde ich sehr schön. Alles ist vergeben!”, fluisterde hij in mijn oor. Opgelucht haalde ik adem…
Na een ferme handdruk voegde ik mij snel weer bij de bestuursdelegatie. Ik had de indruk dat ze mij in de bespreking niet hadden gemist. Het had me trouwens ook niet uitgemaakt.
Ik voelde me opgeruimd en opgelucht.
Deze 5 minuten hadden bij mij een ‘onderhuidse spijt’ weg gehaald.
Heb jij ook wel eens jouw trots aan de kant gezet en je kwetsbaarheid getoond? Gaf dat ook een goed gevoel?